
De Smaak van Vrijheid deel 1
|
 Het was opgehouden met regenen. Ik draaide de Schoenmarkt op en slalomde freewheelend en met wapperende haren tussen de plassen door. Mijn ketting sloeg ratelend tegen de kettingkast. Een voetganger die de rijweg overstak, hoorde me van ver aankomen en haastte zich naar de overkant. De vochtige lucht voelde fris aan op mijn gezicht. De straten aan de Boerentoren, in 1943 nog het hoogste torengebouw van Europa, waren altijd een trekgat. Vandaag kon me dat weinig schelen. Als het een beetje meezat, zou ik straks mijn vader weerzien. Daarom was ik er tijdens de middagpauze op school stilletjes tussenuit geknepen. Ik wilde absoluut thuis zijn. Mijn vader leefde al een hele tijd ondergedoken in de Ardennen. Ik wist dat er risico's verbonden waren aan de door maman georganiseerde ontmoeting, maar daar was ik niet bang voor. Papa zouden ze nooit te pakken krijgen. Hij had meer verstand in zijn pink dan een Duitser in zijn hele lijf. Verbeten voerde ik opnieuw mijn tempo op alsof ik aan de kop reed van het peloton in de Tour de France.
Met een behoorlijke snelheid bereikte ik de Meirbrug. Net toen ik op het punt stond het kruispunt met de Sint Katelijnevest over te steken, verliet een Mercedes cabriolet die de wimpel met de Duitse adelaar van de chefstaf voerde, het gebouw van de Compagnie Maritime Belge op de hoek van de Meir met de Sint Katelijnevest. In dat gebouw waren nu de Werbestelle en sommige afdelingen van het Duitse krijgsauditoraat ondergebracht. In het midden van het kruispunt stond een politieagent. Zodra hij de cabriolet zag aankomen, stak hij een hand op om alle verkeer stil te leggen. Barst! Mijn remmen werkten niet en ik had te veel vaart om nog op tijd te kunnen stoppen. Er zat niets anders op dan door te rijden. Rechtopstaand op de pedalen zoefde ik vlak voor de neus van de Mercedes naar de overkant. De Duitse officier naast de chauffeur dook in elkaar. Hij verwachtte blijkbaar een aanslag. Ik lachte. Ik vond het heerlijk dat ik een Duitse officier aan het schrikken had gebracht. Doof voor het snerpende fluitje van de politieagent en het woedende claxonneren van de chauffeur, jakkerde ik voort.
Een paar honderd meter verder bevond zich het bureau van de Duitse plaatscommandant, met aan de ingang twee schildwachten. Opgeschrikt door het politiefluitje keerden ze zich om en brachten met een ruk hun machinepistool in de aanslag. Dit was menens. Ik remde af door mijn voeten over de grond te laten slepen. De lopen van de machinepistolen volgden mijn bewegingen. Pas toen ik de Feldkommandantur gepasseerd was, haalden de schildwachten hun vinger van de trekker. Ik leunde achterover op het zadel en ontspande. Er speelde een Engels soldatenliedje door mijn hoofd dat de spot dreef met de Duitsers en hun verdedigingssystemen: We're gonna hang out the washing on the Siegfried Line. Als de schildwachten niet zo dichtbij waren geweest, zou ik het uit volle borst hebben gezongen.
Het was vrijdagmiddag en op de Meir liep heel wat volk rond, al lag er in de herfst van het vierde oorlogsjaar in de etalages van de belangrijkste winkelstraat van Antwerpen maar weinig uitgestald dat de moeite waard was om te kopen. In de Roxy, een paleisachtig bioscoopgebouw op de hoek van de Kolveniersstraat, speelde De Gouden Stad, met Kristina Söderbaum, de eerste kleurenfilm die in het land vertoond werd. Volgens Ferre van Gendt, de kapitein van de jeugdploeg waarin ik speelde, kwamen er een paar gewaagde scènes in voor. Ik wilde de film dolgraag zien, maar op dit moment had ik wel wat anders aan het hoofd dan de mooie benen van Kristina. Op de Teniersplaats stonden drie trams stil, verouderde voertuigen met open aanhangwagens die zo afgeladen vol waren dat er zelfs passagiers op de treeplanken stonden. Aan het kruispunt probeerden de drie trambestuurders met een koevoet een geblokkeerde wissel te verstellen. Sinds het uitbreken van de oorlog was er aan alles een tekort en werden er nog nauwelijks onderhoudswerken verricht.
Lees verder >> |
|
|
|
|
|