Voorpublicatie Bloedrecht deel 1


Boek één

EK Sweer

Van zijn laatste ontmoeting met zijn vader herinnerde hij zich vooral dat het onderste deel van de wand tussen de bezoekers en de gevangenen in vaalgrijs staal was, vol krassen en schunnige tekeningen. Hij was nog zo klein dat hij er niet overheen kon kijken. Daarboven, tot aan het hoge plafond was de afscheiding in kogelwerend glas, smoezelig van handafdrukken en besmeurd met lipstick, omdat de mensen door de koude, harde en levenloos aanvoelende glazen wand toch nog probeerden elkaar te voelen of te zoenen. Aan de ene kant zaten de gevangenen opgesloten in hokjes, open aan de bovenkant. De bezoekers bevonden zich aan de andere kant in één grote ruimte, van elkaar gescheiden door een witte streep op de grond die ze niet mochten overschrijden. Hoog boven de begane grond, vlak onder het plafond, waren openingen in het glas aangebracht die met stalen roosters waren afgedekt. De openingen zaten te hoog, ze waren te klein en lieten onvoldoende geluid door. Het gevolg was dat de gesprekken roepend werden gevoerd, iedereen door elkaar, zodat je je eigen woorden niet kon verstaan.
Ma was boos. Pa had iets gezegd over de toekomst van hem en Tamara, zijn vier jaar oudere zus die achter hem stond. ‘O ja? Waarvan? Moet ik soms met de bus rondgaan?'
‘Je krijgt toch een uitkering?'
‘Niks uitkering’, schreeuwde ma met overslaande stem. ‘Al wat ik krijg is narigheid.' In machteloze woede sloeg ze met de vlakke hand tegen het glas. ‘Schulden!' Pats! ‘Proceskosten!' Pats! ‘Schadevergoeding aan de nabestaanden!' Pats! ‘Ze hadden beter raak geschoten. Dan was ik meteen van je af geweest.'
‘Je kunt altijd hertrouwen.'
‘Ja. Met twee pestkoppen van kinderen. Wie wil mij?'
Pa wees naar zijn zoon. ‘Til hem op.'
‘Wat?'
‘Mijn seun. Til hem op!'
Ma sputterde tegen maar deed wat haar werd opgedragen. Ze nam het jongetje op haar arm zodat zijn gezicht op gelijke hoogte kwam met dat van zijn pa. ‘Seun, kijk me aan.'
Hij keek op maar sloeg onmiddellijk zijn ogen weer neer, geschrokken van de fanatieke gloed in zijn pa's ogen.
‘Fok, kijk vir mij!'
Hij omklemde zijn geheime amulet, een kootbeentje van een kattenpoot, besprenkeld met het bloed van een drachtig wildebeest, waardoor hij immuun was tegen slangenbeten en kwade geesten. Langzaam sloeg hij de ogen weer op.
‘Je kent nog het verhaal van de Kimberleydiamant?'
Natuurlijk kende hij dat nog. Het was een fantastisch verhaal. Zijn vader had het hem tientallen keren verteld. Hij knikte.
‘Je weet dat hij van ons is? De diamant, de mijn, alles wat erbij hoort. Het is stamgoed.'
Stamgoed? Hij had geen flauw idee wat dat was.
‘Ik had het recht te nemen wat ons al toebehoort. Wie mij dat belette, mocht ik vernietigen. Dat is bloedrecht, Seun. Begrijp je dat?'
Het ging zijn petje te boven, maar dat kon hij niet zeggen, pa zou nog bozer worden dan hij al was.
‘Antwoord!'
Hij kromp ineen. Het enige wat hij kon zeggen, was: ‘Ja, pa. Van ons.'
‘Zelfs in de dood kun je hen te vlug af zijn.'
‘Ja, pa.' Wat bedoelde hij daar nu weer mee?
‘Zweer dat je me zult revancheren.'
Revancheren? Weer een woord dat hij niet verstond.
‘Steek je hand op en zweer.'
Aarzelend stak hij zijn linkerhand op.
‘Je rechterhand!'
Hij veranderde de amulet van hand en wilde zijn rechterhand opsteken, maar ma sloeg die weer neer.
‘Hou op. Je maakt hem bang.'
‘Hij moet een kerel worden, geen papkind.'
‘Is dat een manier om afscheid te nemen? Je moest je schamen.'
Ma's woorden maakten pa alleen maar bozer. Hij sloeg hard met zijn vuist tegen de glazen afscheiding. ‘Zweer, zeg ik je!' Zijn stem dreunde uit boven het lawaai van de vele stemmen om hen heen.
Met een half oog op zijn moeder stak hij voorzichtig zijn hand op. ‘Ek... ek...' Zijn stem stokte van de angst. Hij raakte in ademnood.
De sirene die het einde van het bezoek aankondigde, bracht redding. De bewakers dreven de bezoekers naar de uitgang. ‘Nou dan,' zei ma, ‘vaarwel dan maar.' Ze wilde er nog iets aan toevoegen maar haalde de schouders op, zette hem op de grond en dreef haar twee kinderen voor zich uit. Zijn zuster liep voor hem, haar neus in de lucht, ze had de hele tijd geen woord tegen pa gezegd. Achter hem hoorde hij pa tekeergaan als een bezetene.
‘Zweer het, Seun. Donder, zweer het!'

Lees verder >>
pagina terug terug naar boven

© copyright Bob Mendes, all rights reserved

Hosting & Webdesign by Linulex

Concept by Artchronicles